Jongleren en gezondheid

Over de werking van jongleren

Tag archief: jongleren

Jongleren lijkt de executieve functies te verbeteren

“Executieve functies” staan bij psychologen tegenwoordig in het middelpunt van de belangstelling. Ze bepalen veel meer dan het IQ of een kind het schoolleven aankan. Impulscontrole is een van die executieve functies. Kinderen met de tegenwoordig veel uitgedeelde diagnosen ADHD en autisme vertonen tekortschietende executieve functies.  Lichaamsbeweging die ontspannend en niet-competitief is, en gecombineerd wordt met aandacht, lijkt te helpen.  Valt jongleren niet in die categorie van beweging?
Hieronder volgt de volledige tekst van het artikel dat in de Volkskrant is verschenen.

Pubers die gaan experimenteren met drugs hebben een hersengebiedje dat te weinig actief is. Daarmee onderscheiden ze zich van 14-jarige pubers die wel nicotine en alcohol hebben geprobeerd, maar nog niet aan andere drugs hebben gezeten. En van leeftijdgenoten met milde ADHD die hun impulsen ook niet altijd in bedwang houden op een manier die hun opvoeders graag zouden zien.

Te weinig impulscontrole is een van de kenmerken van ADHD, de meest voorkomende hersenontwikkelingsstoornis, maar ook van drugsgebruik, roken, alcohol drinken, opstandig en risicovol gedrag en jeugdcriminaliteit. Bij de start-stoptest waarmee psychologen impulscontrole meestal meten, krijgen proefpersonen steeds een pijltje te zien dat aangeeft: druk op de linker of rechter knop. Af en toe verschijnt er binnen honderden milliseconden een stopteken: niet drukken. In hoeverre mensen daar nog in slagen, dat is een maat voor de impulscontrole.

Zo’n test geeft vaak één uitkomst voor allerlei soorten impulsiviteit. Maar puberhersenen hebben in totaal zeven verschillende zenuwnetwerken die een impuls goed kunnen onderdrukken. En zes verschillende zenuwcircuits die bepalen of de impulscontrole ontbreekt. Dat vond een grote groep Britse, Franse, Duitse, Amerikaanse en Canadese hersenonderzoekers die bijna 1.900 14-jarige pubers in fMRI-scanners een impulscontroletest hadden afgenomen. Van die 1.900 was ook bekend of ze een lichte vorm van ADHD hadden, of ze al eens hadden gerookt en alcohol gedronken of ze met drugs hadden geëxperimenteerd. Dit onderzoek is veruit het grootste dat ooit onder pubers naar impulscontrole en hersenwerking is gedaan. De resultaten zijn zondag online gepubliceerd in Nature neuroscience.

En hoewel de ADHD’ers op de neuropsychologische test vrijwel gelijk scoorden als de pubers die al eens met drugs hadden geëxperimenteerd, liet de fMRI-scanner zien dat er in hun hoofd andere zenuwcircuits actief waren. De ene impulsiviteit is de andere niet, concluderen de onderzoekers.

Ze schrijven ook dat ze helderheid brengen in een oude kip-eikwestie: ontstaat hersenactiviteit die gevoelig maakt voor meer drugsgebruik door het eerste drugsgebruik, of is die bedreigende hersenactiviteit er al?

Die is er vaak al, zegt een van de onderzoeksleiders, Hugh Garavan, in een persbericht van de universiteit van Vermont. Pubers met verminderde activiteit in een zenuwnetwerk in een hersendeeltje dat net achter de oogkassen ligt (orbitofrontale cortex) hebben beduidend vaker met sigaretten, alcohol en drugs geëxperimenteerd dan leeftijdsgenoten die daar in de fMRI-scanner meer activiteit vertonen. fMRI is een techniek waarmee de stofwisselingsactiviteit in aparte hersengebieden kan worden gemeten. Bij individuen zijn de verschillen meestal niet duidelijk, maar door veel metingen te ‘middelen’ zijn voor het eerst verschillende hersengebieden voor impulsiviteit­regulatie gevonden die in eerdere onderzoeken met veel minder proefpersonen in de ruis verborgen bleven.

Impulscontrole zorgt ervoor dat een mens geen ‘gekke dingen doet’. Niet een politieagent schopt, een dier martelt, met spullen smijt, een onbereikbare liefde toch de liefde verklaart, veel te hard met een brommer over de stoep rijdt. Vooral pubers zijn berucht om hun impulsiviteit. Het is een ,,normaal onderdeel van hun ontwikkeling”, schrijven de onderzoekers. Nadeel is dat het risicogedrag dat er uit voortkomt in de geïndustrialiseerde wereld de belangrijkste doodsoorzaak voor pubers is.

De vraag is dan ook hoe een hinderlijk tekort aan impulscontrole ontstaat en of er iets tegen te doen is. De onderzoekers hebben daar geen antwoord op. Het kan genetisch zijn (daarvoor presenteren ze één aanwijzing), maar ook door opvoeding, scholing en levenservaringen zijn ontstaan. In de laatste zinnen van hun artikel verwijzen ze naar een review die vorig jaar in Science verscheen (zie inzet), waarin wordt beschreven welke trainingen wetenschappelijk bewezen effectief zijn om vier- tot twaalfjarigen betere impulscontrole te bezorgen.

Impulscontrole is een van de ‘uitvoerende functies’ – of: executieve functies – die een mens moet beheersen om goede schoolresultaten te halen, en om succes te hebben op het werk en in relaties, zoals een gezin. Goede executieve functies zorgen ervoor dat je flexibel en creatief bent, dat je zelfcontrole hebt en gedisciplineerd bent.

Die executieve functies staan bij psychologen tegenwoordig in het middelpunt van de belangstelling. Ze bepalen veel meer dan het IQ of een kind het schoolleven aankan. Kinderen met de tegenwoordig veel uitgedeelde diagnosen ADHD en autisme vertonen tekortschietende executieve functies.

Groot probleem is wat er precies onder die executieve functies valt, hoe je ze meet en hoe je ze verbetert. In een review in Science (19 augustus 2011) schreven Adele Diamond en Kathleen Lee van de University of British Columbia in Vancouver wat zeker onder executieve functies valt: mentaal kunnen spelen met ideeën, een weloverwogen in plaats van een impulsieve reactie kunnen geven, en je aandacht kunnen richten. Mindfulness, lichaamsbeweging die ontspannend en niet-competitief is, vechtsporten die lichaamsbeweging en aandacht combineren, sommige trainingen in de klas – die lijken te helpen.

Bron: Volkskrant

 

Jongleren maakt de hersenen zwaarder

 Hersenen van mensen die leren jongleren krijgen meetbaar meer grijze stof . Vooral de gebieden die de verwerking van de visuele informatie beheersen, worden tot procenten vergroot. In de bewegingscentra zijn geen wezenlijke veranderingen te zien.

Dit blijkt uit een onderzoek met een hersenscanner van de universiteit van Jena en Regensburg, dat is gepubliceerd in Nature. Volgens de onderzoekers is het voor het eerst dat wordt bewezen dat volwassenen menselijke hersenen nog in omvang kunnen veranderen, behalve dan door ziekten of ouderdom. Dat was tot nog toe alleen gezien in dierstudies.

De onderzoekers scanden het brein van 24 vrijwilligers driemaal bij aanvang van het experiment, nadat de helft had leren jongleren met drie ballen, en nog eens drie maanden later, toen de meesten het weer verleerd waren.

In de groep van twaalf jongleurs werd in de visuele centra bij de slaap en de linker frontale kwab gemiddeld 3 procent meer grijze stof gemeten dan bij niet-jongleurs. Na drie maanden, waarin de jongleurs niet meer mochten oefenen, verdween daarvan gemiddeld de helft weer. De hersenen van de niet-jongleurs bleven gedurende de proefperiode onveranderd.

Bron: Volkskracht 24 januari 2004

Wat is de betekenis hiervan voor het dagelijks leven?

De veranderingen kunnen volgens de wetenschappers het gevolg zijn van een toename van celproductie of door veranderingen in de verbindingen tussen de hersencellen. Dr. May die het onderzoek leidde, ziet zichzelf nu uitgedaagd om deze kennis nu toe te passen voor de bestrijding van ziekten.

Dr. Vanessa Sluming, docent in medische beeldverwerking aan de universiteit van Liverpool heeft eerder musici bestudeerd en gevonden dat zij meer hersencellen hebben dan niet-spelers. Zij geeft aan dat het onderzoek naar jongleren interessant is omdat het is uitgevoerd onder volwassenen die een nieuwe vaardigheid moesten leren in plaats van te kijken naar mensen die een vaardigheid als kind hebben geleerd. Maar ze tekent daarbij aan dat de onderzoekers alleen een tijdelijke toename hebben gevonden. Het zou interessant zijn om te weten hoe deze verkregen grijze stof kan worden behouden. Betekent dit dat je continu de verworven vaardigheid moet blijven praktiseren? Of heb je op een gegeven moment genoeg gedaan om het te behouden? Het onderzoek toont volgens haar aan dat hetgeen we in het dagelijkse leven doen niet alleen invloed heeft op hoe onze hersenen functioneren maar ook op de structuur op een microscopisch niveau.

Bron: http://news.bbc.co.uk/2/hi/health/3417045.stm

Jongleren is goed voor samenwerking L+R hersenhelft

We verwaarlozen vaak onze rechter hersenhelft. Maar hoe kan je die rechterkant van je hersenen wat meer te gaan gebruiken? Want als onze twee hersenhelften even hard inzetten en samen laten werken, zorgt dat voor de grootste capaciteiten en de beste resultaten. Een heel goeie en leuke manier om je twee hersenhelften te laten samen werken is jongleren.

Met drie ballen jongleren is veel minder moeilijk dan het lijkt. Als je elke dag een paar minuten oefent, heb je het binnen enkele weken onder de knie. En je zal merken dat het heel leuk is om te doen.

Hoe begin je eraan? Wel, eerst zoek je drie ballen om mee te jongleren. Ideaal zijn echte jongleerballen (vind je in de betere speelgoedwinkel) maar het kan bijna even goed met tennisballen, stressballetjes of bijvoorbeeld sinaasappels. Die laatste eet je natuurlijk best op na je oefensessie, want in het begin zullen je jongleerballen vaak op de grond vallen.
Je begint best met één en daarna met twee ballen te oefenen. En daarna pas met drie.

Waarom is jongleren nu zo goed voor onze hersenen? Wel, dat komt omdat de rechterkant van ons lichaam door de linkerkant van onze hersenen wordt aangestuurd en omgekeerd. Als je bijvoorbeeld met je rechterhand een beweging maakt, zal het je linker hersenhelft zijn dat aanstuurt. En zet je je linkervoet vooruit, is het je rechter hersenhelft die je zenuwen en spieren prikkelt.

Als je jongleert, maak je met je rechter- en linkerarm dezelfde bewegingen. Om deze ritmische en gespiegelde bewegingen goed te kunnen uitvoeren moeten je linker en rechter hersenhelft dezelfde signalen uitsturen én moeten ze samenwerken. Je rechter hersenhelft wordt dus wat meer gestimuleerd zodat je twee hersenhelften even hard werken. En er ontstaat een soort communicatie tussen je twee hersenhelften. Dat zorgt voor een optimaal gebruik van je hersenen waar je het effect nog een tijdje van kan voelen.

Jongleren is dus ideaal als korte pauze tijdens het studeren of werken. Want je zorgt ervoor dat je twee hersenhelften weer wat beter samen kunnen werken. En dat zorgt voor de optimale combinatie van logica en gevoel, analyse en synthese, structuur en creativiteit.
Veel jongleer-plezier!

Bron: onbekend