Jongleren en gezondheid

Over de werking van jongleren

Tag archief: hersenbeschadiging

Beweging houdt het brein fit

Lichamelijke activiteit is goed voor het brein. Wie kent die reflexen niet, wanneer je bijvoorbeeld iets heets aanraakt? Op dat moment gaat er een signaal naar de hersenen. Die sturen op hun beurt pijlsnel een signaal terug naar de spieren: terugtrekken die hand! Zo’n beweging gaat bijna automatisch. Bijna niemand realiseert zich dat de hersenen de basis vormen voor het aansturen van de spieren. Reden genoeg voor de Hersenstichting om de Nationale Hersenweek in 2008 het motto Hersenen in beweging mee te geven.
Prof. dr. Peter Beek van de faculteit Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit was één van de sprekers tijdens de Hersenweek.

Uit onderzoek van de Universiteit van Dublin blijkt dat bewegen goed is voor het brein. Door [intensieve] inspanning komt in de hersenen een stofje in actie met de naam BDNF [Brain Derived Neurotrophic Factor]. Dat eiwit bevordert niet alleen de vorming van nieuwe hersencellen en de verbindingen daartussen, maar er gaat ook een preventieve werking vanuit: het helpt hersencellen te overleven. Zo heeft lichamelijke activiteit mogelijk een gunstig effect op het voorkomen van ziekten als die van Parkinson en Alzheimer.

Prof. dr. Peter Beek plaatst wel een kanttekening bij de relatie tussen hersenen en bewegen. Volgens hem is niet alleen lijfelijke inspanning belangrijk. Voor de hersenen is een combinatie van lichamelijke én geestelijke training, het beste.

Beek: “Die twee moeten samengaan of elkaar afwisselen. Allebei zorgen ze voor een continue reuring in het brein, waarbij cellen met elkaar wedijveren om bij een activiteit betrokken te raken. Onderzoek aan onder meer de VU wijst uit dat bij een hersenbeschadiging gedeeltelijk herstel kan ontstaan door zowel het lichaam als de hersenen te trainen. Wie een leven lang intensief heeft bewogen én gedacht, met een gezonde geest in een gezond lichaam, is bijvoorbeeld beter bestand tegen de gevolgen van een beroerte dan iemand die dat niet heeft gedaan.”

Volgens Beek hebben alle manieren van bewegen een positief effect op het brein, of het nu om voetbal, tai chi of dansen gaat. Bewezen is dat bewegen goed is voor bot- en spiercellen. Maar, zo blijkt uit onderzoek van het Salk Instituut in Californië, bewegen heeft waarschijnlijk ook een gunstige uitwerking op zenuwcellen. Momenteel doet onder andere het Universitair Medisch Centrum te Utrecht hier nader onderzoek naar. Eén ding staat vast: dagelijks komen er nieuwe hersencellen en verbindingen bij en worden er oude opgeruimd.

“Het brein is geen statisch geheel zoals lang werd gedacht,” zegt Beek. Sommige cellen zijn succesvol en gaan een functionele eenheid vormen, andere cellen bezwijken. Deels hebben we zelf in de hand hoe onze hersenen zich ontwikkelen. Je bent hoe je beweegt, zal ik maar zeggen. Het brein is qua structuur een optelsom van de dingen waartoe we ons hebben gezet. Om een leven lang te kunnen leren, zijn de hersenen voortdurend in ontwikkeling.”

De hersenen hebben verschillende functies. Evenwicht, coördinatie en concentratie zijn de belangrijkste. Door middel van oefeningen kunnen we deze hersenfuncties trainen. Zo zijn wandelen en nordic walking [langlaufen zonder sneeuw], effectieve middelen om te werken aan meer balans. Van wandelen is al aangetoond dat het helpt tegen depressies. Ook jongleren is goed voor de hersenen. Dat blijkt volgens Beek uit onderzoek aan de Duitse Universiteit van Jena, waarbij 24 studenten in twee groepen waren verdeeld.

“De eerste groep leerde drie maanden lang jongleren, de tweede groep ging gewoon naar college. Van alle proefpersonen werden voor en na het leren de hersenen gescand, en bij de tweede groep waren geen veranderingen waarneembaar in het brein. Bij de jongleursgroep daarentegen bleek zich meer grijze stof in de hersenen te bevinden; het deel van het centraal zenuwstelsel dat de neuronen [zenuwcellen] bevat.

De kersverse jongleurs gingen handiger om met de verwerking van visuele informatie, zoals het inschatten van afstanden bij het gooien van ballen. Jongleren blijkt dus goed voor het vergroten van inzicht. Bovendien prikkelt het het voorstellingsvermogen, net als musiceren, schilderen en borduren, ook vaardigheden waarbij precieze handcoördinatie samen gaat met concentratie.

Binnen de hersenwetenschap wordt de laatste tijd veel studie gedaan naar taken die met twee handen worden uitgevoerd [bimanuele coördinatie]. Interessant is dat de bewegingen van de handen niet onafhankelijk van elkaar geschieden, omdat de hersenhelften elkaar beïnvloeden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het “spiegelbewegingeffect”, wanneer een jong kind een éénhandige taak moet uitvoeren. Heeft het in allebei de handen een balletje vast, en moet het in één ervan knijpen, dan zal het meestal automatisch ook in het andere knijpen.

Beek: “Dat is een uiting van communicatie tussen de hersenhelften. Om een dergelijke taak te kunnen uitvoeren, moeten je hersenen deze beïnvloeding leren onderdrukken. Kinderen kunnen dat pas vanaf een jaar of tien, wanneer de verbinding tussen de hersenhelften is volgroeid. Doordat die helften niet onafhankelijk werken, zijn taken waarbij de handen elk een eigen beweging uitvoeren meestal lastig. Denk aan met beide handen een ander ritme drummen of verschillende ruimtelijke figuren maken.”

De handen gelijk op en neer bewegen, en recht tegen elkaar in, zijn bimanuele taken die de mens bevallen. Met andere patronen hebben we meer moeite. Onze hersenen zoeken een bepaalde eenvoud. Dat neemt niet weg dat we zelfs moeilijke taken, zoals jongleren, toch kunnen aanleren. Al is het maar omdat onze hersenen erom vragen.

Bron: Algemeen Dagblad, 26 april 2006